Event 1#Verwondering
Op het terrein van De Kleine Aarde vond op 14 maart de eerste NVTL-bijeenkomst plaats rond het jaarthema van de beroepsvereniging: ‘Anders kijken: hoe geven we vorm aan het symbiotisch landschap?’ Sleutelwoord van die eerste bijeenkomst: verwondering. Landschapsarchitect en filosoof Paul Roncken zette uiteen wat ontwerpen aan een symbiotisch landschap inhoudt voor ontwerpers en schetste de relatie tot de huidige opgaven. Architect Lydia Fraaije belichtte hoe biomimicry mens, natuur en techniek in de gebouwde omgeving dichter bij elkaar brengt.
Voor een gezelschap van landschapsarchitecten, stedenbouwers, architecten, studenten en makers trapte NVTL-voorzitter Joeri de Bekker de bijeenkomst in De Kleine Aarde af. In zijn betoog verknoopte De Bekker de iconische foto van de blauwe Aarde die astronaut William Anders ruim vijftig jaar geleden vanuit de ruimte maakte – met Alexander van Humboldts uitvinding van de vegetatie- en klimaatzones, met de Club van Rome, met de lagenbenadering van McHarg en met de geschiedenis van de NVTL. De Bekker: “In ons recente jubileumjaar keken we als beroepsvereniging terug: waar komen we vandaan? Vandaag is de vraag: hoe komen we verder? Op deze bijeenkomst staat de vraag centraal: wat kunnen we leren van de cellulaire opbouw van de natuur voor het ontwerp van stad en landschap?”
Open voor nieuwe perspectieven
Die vraag stellen we ons op een keerpunt, aldus De Bekker – op het kantelpunt van antropceen naar symbioceen: “De foto van Anders leerde ons te realiseren: ‘Wat we om ons heen hebben is eindig. Daar moeten we het mee doen’.” Dat besef is niet nieuw, stelde De Bekker: “Alexander van Humboldt trok 250 jaar geleden de wereld in, deed ontdekkingen, zag samenhangen – en waarschuwde toen al voor ontbossing en luchtvervuiling. De Club van Rome riep op tot een einde aan de groei. Veel vakgenoten werken met de lagenbenadering – McHarg vroeg zich in Design of Nature af: ‘Wat is samenhang?’ – en introduceerde een andere manier om naar de natuur en ons vak te kijken. Leidmotief van het jaar- of wellicht jarenthema van de NVTL is dat andere kijken. We ontwikkelen dit jaar een aantal events en activiteiten waar we samen ondekkingen doen, aan de hand van vragen die ons moeten triggeren en verleiden om open te staan voor nieuwe perspectieven.”
Wat wij in het klein kunnen
Patricia van Rooij, als gedragsdeskundige verbonden aan De Kleine Aarde, schetste kort de geschiedenis van het 2,5 hectare tellende terrein in Boxtel waar de NVTL-bijeenkomst plaats vond: “De Kleine Aarde pioniert al 50 jaar voor een duurzame wereld, met biologische landbouw, zon- en windenergie, met duurzaam bouwen – in het begin als akker temidden van andere akkers, inmiddels als park midden in een woonwijk.”
Oprichter en de drijvende kracht in de beginjaren van De Kleine Aarde was wetenschapsjournalist Sietz Leeflang. Hij startte met het tijdschrift De Kleine Aarde, uit zorg over het feit dat de aandacht voor mens en milieu ondersneeuwde door het dictaat van technologie en economische groei. Van Rooij: “Sietz schreef over wat wij in het klein kunnen doen.” Voor het pionieren dat De Kleine Aarde aan de rand van Boxtel in de praktijk brengt, is verwondering een voorwaarde, aldus Van Rooij: “Zonder verwondering geen ontdekkingen.”
Huiswerkopdracht
Van Rooij gaf de zaal een ‘huiswerkopdracht’ mee: “Als je vandaag of op één van de andere NVTL-bijeenkomsten inspiratie en kennis opdoet, denk dan thuis nog even verder. Wat zou je willen omzetten in daden of actie? En als je dat helder hebt, sta dan eens stil bij de consequenties of gevolgen. Zijn die negatief – denk aan weerstand bij klanten – dan is de kans groot dat je niet of niet veel verder gaat. Zijn de gevolgen positief, dan is de kans groot dat je door gaat. Het zijn de positieve consequenties die voor echte gedragsverandering zorgen – ook als het gaat om een toekomst die duurzaam is. We staan voor grote uitdagingen en ons gedrag – dat wat wij als individu doen – is daarbij essentieel.”
Inheemse culturen, taal en perceptie
Biomimicry-architect Lydia Fraaije demonstreerde met een belevenismoment hoe taal de perceptie van de natuur bepaalt – en in het kielzog onze relatie met die natuur dicteert: “In mijn ontwerpen probeer ik de wereld beter achter te laten dan ik hem aantrof. De verbinding met en verwondering over de natuur spelen daarin een belangrijke rol. Als die connectie er is, begrijpen we beter wat duurzaamheid is.”
Taal geeft vorm aan die relatie met de natuur, aldus Fraaije: “Wereldwijd gebruiken inheemse culturen veel verschillende talen. En daaruit ontstaan andere perspectieven op en relaties met de natuur.” Fraaije haalde de taal van de Kuuk Thaayorre aan: “Die kent geen woorden voor links of rechts – de taal draait er om oriëntering ten opzichte van het landschap. Zij zeggen bijvoorbeeld: ‘Een mier loopt over mijn zuidwest-been. Schuif het theekopje naar noordoost’. Dat geeft een andere relatie tot dat landschap; als oriëntering in taal en cultuur geworteld is ontstaat een betere sense of place.”
Om dat voelbaar te maken riep Fraaije op tot een belevenismoment waarbij alle toehoorders de ogen moesten sluiten en vervolgens het noorden moesten aanwijzen. Dat ging de meeste aanwezigen niet goed af. Fraaije: “Wij zijn daar niet goed in, wij vertrouwen op gps. De Kuuk Thaayorre gaan ook anders met tijd om. Onze tijdlijn loopt van links naar rechts. Bij hen geldt: ‘Kijkend naar het oosten komt de tijd naar me toe, kijkend naar het westen gaat ‘ie van me af. De zon is hier de bepalende factor. De tijd ligt vast in het landschap, is minder egocentrisch en meer gebouwd op de band met de natuur. Ook dat is: anders kijken.”
De toekomst is inheems
De toekomst is inheems, stelde landschapsarchitect en filosoof Paul Roncken aan het begin van zijn lezing ‘Leven tussen mensen, met en in natuur’. Roncken: “De toekomst van Nederland wordt opvallend vaak geschetst als een leefomgeving met meer inheemse beplanting, meer en diverser dierleven, circulaire mineraal- en waterstromen en bouwmaterialen van eigen bodem, meer lokaal voedsel en duurzame energie direct uit de eigen omgeving.” Zelfs als er verschillende toekomstscenario’s naast elkaar worden gepresenteerd, staat in die vergezichten op de toekomst volgens Roncken de versterking van de relatie tussen mens en natuur voorop: “Wat verschilt is de uitwerking in meer of minder geautomatiseerde technologie, meer of minder intensieve arbeid en meer of minder strenge ruimteverdeling.”
Welke wereld kunnen wij bouwen?
Met twee foto’s uit het boek The Art Of Clean Up. Life Made Neat & Tidy van de Zwitser Ursus Wehrli illustreerde Roncken heden, verleden en toekomst van deruimtelijke ordening. Voor het boek fotografeerde Wehrli een dennentak en legde daar een tweede foto naast, van de losse componenten – takken en naalden – herschikt in keurige rechte rijen. Roncken: “Dat laatste beeld, dat is de ruimtelijke ordening uit het verleden: keurig geordend naar verschillende functies, bestemmingen en bestuurlijke loketten. Daar zien we nu de nadelen van. De werkelijkheid en zeker wat we ‘natuur’ noemen is meer verweven dan afgescheiden.”
Wat is dan een toekomstige weg, legde Roncken de zaal voor: “Er lijkt maar één route te zijn: terug naar de oorsprong. Terug naar het in elkaar zetten van ruimte zodat het weer een natuurlijk systeem is. Terug naar een inheemse relatie met onze omgeving. Maar hoeveel van jullie geloven dat? De toekomst is anders; deels omdat klimaatzones veranderen en het dier- en plantleven beïnvloeden, deels omdat we steeds meer stedelijke wezens worden, afhankelijk van hoogwaardige techniek. Een betere vraag is: ‘Welke wereld kunnen wij bouwen, anders dan een oorspronkelijke wereld!?’ Dit is een uitnodiging tot verwondering. Niet anders dan de verwondering van Alexander von Humboldt en later de Verlichting en de Romantiek, waardoor we de sublieme samenhang in de natuur ontdekten. Toch is ook deze toekomst inheems, omdat hoe dan ook een gezonde relatie met de Aarde en de planeet nodig is. Een nieuwe toekomst, inheems, op een nog onbekende manier.”
Return op inspiratie
Wie volgens Roncken goed aanvoelt hoe die toekomst kan worden ontdekt, is ecoloog Willem Ferweda met zijn Four Returns van Commonland: “Ferwerda ontwierp een langetermijn holistische visie op integraal landschapsmanagement en herstel. In dat model is behalve een return op financieel kapitaal ook sprake van een return op natuurlijk kapitaal, op sociaal kapitaal – en op inspiratie. In Nederland hechten wij nog niet echt aan die laatste waarde. Elders in de wereld gebeurt dat wel, in inheemse culturen.”
Opvallend voor Nederland, is dat we kunnen vertrouwen op de opbouw van de bestaande ruimtelijke structuur, aldus Paul Roncken: “Dankzij meer dan honderd jaar ruimtelijke ordening.” Om dat te verbeelden projecteerde Roncken de Garden City van Ebenezer Howard (1898) over de stad Utrecht en ommeland: “Kijk eens hoe goed de steden en dorpen en het landelijk gebied het ideaaltypisch model voor een Garden City volgen. We kunnen vertrouwen op de bestaande ruimtelijke structuur en ons nu concentreren op het versterken van de inhoudelijke relatie tussen stad en land, tussen natuur en cultuur. Daar is vast en zeker ook de inspiratie te vinden die nu afwezig lijkt in de polarisatie tussen boeren, burgers en buitenlui.”
Barcode
Als voorbeeld hoe je dat opbouwen kan aanvliegen haalde Paul Roncken de barcode aan die de gemeente Utrecht hanteert in de Ruimtelijke Strategie Utrecht 2040 (RSU 2040). Hierin geeft de gemeente aan langs welke lijnen men de stad wil ontwikkelen. Op de barcode staan woningen en alle bijpassende ruimtebehoefte naast elkaar; zo wordt inzichtelijk wat de voetprint is voor de huidige stad. Roncken: “In het koppelen van al die verschillende soorten ruimte zitten de nieuwe inheemse waarden verstopt. De barcode laat zien hoe iedere 10.000 woningen relationeel is verbonden met een plek en regio; onderwijs, zorg en welzijn, cultuur, verschillende soorten groen, energieopwekking, waterberging.”
Twee punten van aandacht: “Al deze relaties laten bloeien gaat niet passen binnen de Utrechtse gemeentegrenzen. Dat moet regionaal, samen met de dorpen en landschappen in de metropoolregio. En het vraagt om nadenken of we die barcode beter kunnen inbouwen in het ontwerp van nieuwe woningbouwlocaties.” Roncken haalde diverse plannen aan waarin die relatie tussen woningbouw en ruimtebehoefte present is: het ontwerpatelier Ringpark A12 aan de TU Delft (2020) met een nieuwe vorm van stedelijke landbouw, het plan voor het Utrechtse Smakkelaarspark van Studio Ninedots en Ringland Antwerpen, waar nieuwe ruimte ontstaat door het overkluizen van de ringweg.
Groen Groeit Mee
Aan de hand van een overzicht van de historische ontwikkeling van groennormen – van Woningwet tot Nota Ruimte – keerde Paul Roncken terug naar de regio Utrecht: “In het nieuwe programma Groen Groeit Mee houdt de provincie Utrecht een verplichte groennorm aan per nieuw te bouwen woning van 75 vierkante meter groen in de buurt en 500 vierkante meter regionaal groen. Met name dat laatste is spectaculair en kan helpen om de barcode te realiseren in een grotere metropolitane regio.”
In het Groen Groeit Mee beleid is vastgesteld dat er een directe samenhang moet zijn tussen woningbouw en de ontwikkeling van een groene regio. Roncken: “Dit zou wel eens de basis kunnen zijn voor een nieuwe inheemse toekomst.” Roncken illustreerde de mogelijkheden voor een regionale ruimtelijke structuur, uitgewerkt in een studie door ontwerpbureau van Van Paridon x de Groot. Roncken: “De kracht van dit concept ligt in het afscheid nemen van grondaankoop en van het aanleggen en onderhouden van recreatie als kostenpost. Het alternatief is het mogelijk maken van nieuwe verdienmodellen voor regeneratief grondgebruik vanuit klimaatadaptatie, landbouw- en energietransitie; een sprong van recreatie-kostenpost naar landschaps-verdienmodel.”
Paul Roncken concludeerde dat de afgelopen twintig jaar een belangrijke verandering optrad: “Wat twee decennia lang vooral een academische houding was, transformeert nu tot een politieke agenda over natuurbeleid, verweven met visies op toekomstige regeneratieve verdienmodellen en groenblauwe economie, aangezwengeld door het klimaatbeleid tot 2050 en daarna.”
Natuuroptimist
Volgens Roncken demonstreert het initiatief van ‘natuuroptimist’ en landschapsarchitect Thijs van Zeeuw de ontwerphouding die past bij verkennen van een nieuw inheemse toekomst. Roncken: “In zijn Amsterdamse onderwaterpark voor de paling achter architectuurcentrum ARCAM realiseerde De Zeeuw in 2022 een natuurbiotoop waar vreemde onderwaterobjecten als ‘Fremdkörper’ de nodige stress in het systeem brengen. Het initiatief genereerde politieke en sociale betrokkenheid om de reactie van de paling op deze onderwaterobjecten van dichtbij mee te maken, bijvoorbeeld door beleidsmedewerkers van de gemeente Amsterdam en Waternet.” Volgens Roncken is het initiatief van De Zeeuw een voorbeeld van een nieuwe omgang met de natuur, gebaseerd op verwondering: “Voorbij het behoud van bestaande kwaliteiten of de terugkeer naar oude kwaliteiten, op weg naar co-creatie mét natuur, op weg naar een natuurpositief en cultuurpositief effect.”
Ruimte voor falen en niet-weten
Het fundament van een nieuwe omgang met natuur, landschapsarchitectuur en de nieuwe opgaven is volgens Roncken een nieuw inheemse relatie waarvan we een aantal gedragsregels voor aan het ontdekken zijn: “De toekomst is inheems. Leef vanuit radicale ontvankelijkheid en zorg voor een omgang met land vanuit de verstrengelde complexiteit tussen bodem, water, dier- en plantleven. Geef vanuit compassie en humor ruimte aan falen en niet-weten, aan het oversteken van grenzen vanuit het bekende naar het andere. En wees je bewust van een aantal hardnekkige misverstanden over de aard van natuur: de biosfeer is niet opgebouwd uit harmonieuze relaties, natuurlijke processen zijn niet spaarzaam. Groei bestaat niet binnen de biosfeer van planeet aarde, en competitie is niet de basis voor soortontwikkeling.”
Moderator Edwin Verdurmen verwees na afloop van Ronckens betoog naar de weerbarstigheid van de praktijk: “Gaan we dit wel waarmaken?” Roncken repliceerde: “Wet- en regelgeving zijn hier voorwerk en voorwaarde. Daarna komen de praktische problemen en ik hoop dat jullie ontwerpers die willen omarmen. Deze manier van werken kan iedere keer falen, maar zit al in het dna van ons vakgebied. Als het sterft, komt het ook weer terug. Ik heb vertrouwen dat het goed gaat nu.”
Biomimicry
Architect/ontwerper Lydia Fraaije belichtte in haar lezing ‘Biomimicry. Wat kunnen we leren van de natuur?’ hoe biomimicry mens, natuur en techniek dichter bij elkaar brengt. De naamgever van bureau Fraai architecten werkt biofilisch en volgens de uitgangspunten van het Amerikaanse Biomimicry Institute: “Biomimicry is leren van de 3,8 miljard jaar research- en developmentkennis van de natuur. De natuur gaat efficiënt en duurzaam met energie en materialen om. Zonder verspilling of afval, in balans. In de natuur is ook geen sprake van oneindige groei.”
Ego versus Eco
Dat maakt de natuur tot inspiratiebron voor een nieuwe manier van duurzaam ontwerpen; binnen de limieten en grenzen van de natuur, aldus Fraaije. Zij werkt aan de hand van de 24 Life’s Principles van de biomimicry, aan de hand waarvan Fraaije toetst of haar ontwerpen binnen die grenzen blijven. “Biomimicry kan daarnaast ook betrekking hebben op processen”, aldus Fraaije, “essentieel voor biomimicry design zijn de elementen Ethos, Emulate en (Re)connect. Vaak ontbreken in duurzame projecten een of meer van deze elementen. Bij biomimicry kijken we daar goed naar.”
Fraaije illustreerde het met een afbeelding over Ego en Eco: in de eerste – Ego – vormt de mens de hoogste punt van een piramide opgebouwd uit dieren, in de tweede – Eco – is de mens één van en gelijkwaardig aan alle in een cirkel gerangschikte dieren. Fraaije: “De aarde heeft de mens niet nodig. Andersom wel. Wij zijn zelf natuur en volledig afhankelijk van de natuur. Wij zijn in het licht van de evolutie een superjonge soort. Volgens Darwin overleeft niet de slimste soort, maar de soort die zich het beste aanpast. Als we een beetje ons best doen, komt het goed.”
Samenwerken en ecosysteemdiensten
Fraaije besprak vijf vormen van symbiose, met verschillende varianten van afhankelijkheid tussen twee partijen: “Die vijf ecologische relaties zijn predatie, competitie, mutualisme, commensalisme en amensalisme. Onze economie is gebouwd op competitie en concurrentie. Dat kost veel energie. De natuur is uit op samenwerken. ”
Biomimicry kijkt ook naar ecosysteemdiensten, aldus Fraaije: “Zo haal ik als architect bij een bouwproject de grond niet weg, maar til een gebouw bijvoorbeeld op, zodat het de bodem geen geweld aandoet. Op die manier kan ik een bijdrage leveren. Dat kan ook met het materiaalgebruik – bijvoorbeeld door voor een recent nieuw bouwproject beplating uit brandnetelvezels te ontwikkelen, voor stikstof-opslag, met suiker als binder. Zo leveren we op nieuwe, alternatieve manieren ecosysteemdiensten en krijgen we de stem van de natuur aan tafel.”
De NVTL-bijeenkomst werd afgesloten met een rondleiding langs de ecologische tuinen van De Kleine Aarde. Sinds 2022 staat De Kleine Aarde geheel in het teken van de transformatie van het landbouw- en voedselsysteem. De toer over het terrein eindigde met een korte bosbadsessie.
Kijk hier voor de volgende events.