H+N+S versus de wereld: drie decennia sleutelen aan het landschap
Minke Mulder las denken + doen + laten Drie decennia sleutelen aan het landschap /H+N+S Landschapsarchitecten en besprak met twee collega landschapsarchitecten, de ene werkzaam in Duitsland, de andere in Australië, de toepasbaarheid van H+N+S’s holistische ‘Dutch Approach’ in het buitenland.
Het dertigjarig bestaan van het landschapsarchitectenbureau H+N+S is aanleiding om een magazine (vroeger noemde men zoiets gewoon een boek) uit te brengen over het oeuvre van het bureau, het vak landschapsarchitectuur en de stand van het Nederlandse landschap. H+N+S noemt zich mede-ontwikkelaar van de “Dutch Approach”: de Nederlandse aanpak die zich onderscheidt door de grote schaal van het landschappelijk ontwerp en de nadruk op het scheppen van condities waarin het landschap zich kan ontwikkelen, in plaats van alles aan te leggen. Het gaat om simultaan ontwerpen en onderzoeken, om ontwerpend bemiddelen tussen alle partijen. Grote woorden, die met een indrukwekkende lijst van projecten en achtergrondinformatie worden gestaafd. Als landschapsarchitect, opgeleid aan de Wageningen Universiteit en sinds 2015 werkzaam in Duitsland, lees ik nog steeds graag over de stand van het vak in Nederland en vraag me tegelijkertijd af in hoeverre de ‘Dutch Approach’ van H+N+S typisch Nederlands ís.
H+N+S staat in de vakwereld en daarbuiten bekend als iconisch bureau voor landschapsontwerp, waarbij een zichtbare ontwerpende hand niet wordt geschuwd. De signatuur is echter altijd ondergeschikt aan de voor het vakgebied kenmerkende karaktereigenschappen: recht doen aan de wensen en eisen van de betrokkenen en de factor tijd zijn werk laten doen. De factor tijd speelt ook een sleutelrol bij de opbouw van het boek: een drieluik, opgedeeld in drie perioden van tien jaar, van de oprichting in 1990 tot 2020. Elke periode toont de groei van het bureau, geïllustreerd met uitgebreide projectbeschrijvingen. De uitklapbare bladzijden bieden een uitgelezen panoramaformaat om de grote landschappelijke ingrepen waar het bureau een rol in heeft gespeeld, te illustreren. Elke periode bevat tevens een zogenaamd rondetafelgesprek die journalist Tijs van den Boomen voerde met medewerkers, opdrachtgevers en betrokkenen.
denken + doen + laten geeft zowel een alomvattend beeld van gerealiseerde projecten en beweegredenen, als ook een gedegen reflectie op de ontwerppraktijk en de opgetreden liberalisering van de ruimtelijke ordening sinds 1990. Bureaus als H+N+S, Vista en West 8 zijn aanjager van de planvorming op regionale schaal geweest en hebben een cruciale rol gespeeld bij het kweken van bewustzijn bij bestuurders om het
grotere maatschappelijke belangen en afhankelijkheden, is dat opdrachtgevers op een gegeven moment de waarschuwende vinger van de landschapsarchitect niet meer willen zien. Met als risico dat een lokaal project door het betrekken van een grotere context vertraging oploopt. Uit de publicatie blijkt duidelijk dat H+N+S met zijn ‘schoolmeesterstijl’ meer succes heeft bij de overheid als opdrachtgever, dan bij particulieren die een bepaald project willen realiseren.
De landschapsarchitectuurberoepspraktijk is veelzijdig en het land buiten Nederland groot. Naast mijn persoonlijke ervaring, roep ik de hulp in van mijn netwerk om een beeld te kunnen vormen over de overeenkomsten en verschillen tussen landschapsarchitectuur volgens H+N+S, de rest van Nederland en in het buitenland. Het was niet de ambitie om een wetenschappelijk onderbouwde studie te doen, maar om ervaringen uit te wisselen aan de hand van typische H+N+S-uitspraken. Twee alumni van de Msc. Landscapearchitecture Wageningen UR gingen het gesprek met mij aan: Roxanne Ingmanns en Joppe Veul. Na enkele jaren in Nederland te hebben gewerkt vertrok Roxanne in 2016 vertrokken naar LAND Germany, een internationaal landschapsarchitectuurbureau met vestigingen in Milaan, Lugano en Düsseldorf. Joppe Veul werkte zeven jaar bij H+N+S en emigreerde in 2018 naar Sydney (Australië). Hier werkte hij ruim drie jaar bij één van de grotere landschapsarchitectenbureaus in Sydney. Nu werkt hij bij een klein multidisciplinair ontwerpbureau (Civille).
Om achter de invloed van de Dutch Approach van H+N+S te komen heb ik vijf typische H+N+S-uitspraken geselecteerd en Roxanne en Joppe gevraagd deze uitspraken te relateren aan hun werkervaringen in Duitsland en Australië. Centraal staan de beroemde H+N+S lagenbenadering, de rol van design, maatschappelijke verantwoordelijkheid, soort opdrachten en de kansen voor ongevraagd advies.
De beroemde H+N+S Lagenbenadering
“Het water ligt letterlijk aan de basis van de lagenbenadering die H+N+S in 1996 voor het eerst formuleerde: eerst de ondergrond op orde, vervolgens de infrastructuur en tot slot pas het landgebruik.” p. 51
In hoeverre speelt breder landschappelijk onderzoek een rol in jouw dagelijkse ontwerppraktijk?
RI: Bij mijn aankomst in de Duitse wereld der landschapsarchitectuur, viel mij al snel op, dat ik met mijn Wageningse achtergrond anders tegen de ruimtelijke opgaven aankeek dan mijn Duitse collega´s. In mijn werkomgeving gaat het al snel om het plannen binnen een grote hoeveelheid aan normen en regels, in Nederland was ik gewend vrij en holistisch de opdracht te verkennen.
MM: Tussen de directe buren Nederland en Duitsland zijn er cruciale cultuurverschillen in de omgang met het plannen en gebruiken van de ruimte. Studies over “de draagkracht van het landschap zelf als voorwaarde voor de mate van verandering en ontwikkeling”, – wat H+N+S groot heeft gemaakt – spelen hier meer op de achtergrond een rol. Landschapsarchitectuur gaat in Duitsland in eerste plaats het oplossen van problemen of het onderbrengen van programma. Pas als er een concrete ontwerpvraag is (snelweg, overstromingsgebied, nieuwbouwwijk, etc.) worden studies gedaan waar en hoe die ontwikkeling ingepast kan worden.
JV: De lagenbenadering is een logische manier om naar het landschap te kijken. Van nature hangen lagen samen; de ondergrond bepaalt veelal de mogelijkheden voor ontwikkeling. Hier in Sydney speelt reliëf een grote rol en heeft het in grote mate de stedelijke ontwikkeling gestuurd. De makkelijkste manier om van A naar B te komen was via de heuvelkam. Dit is dan ook waar alle hoofdwegen in Sydney zijn aangelegd en waaromheen de stad gegroeid is. De waterlopen zijn vaak onbebouwd vanwege steile flanken en vormen tegenwoordig veel van de parken in de stad. Ik betwijfel of de lagenbenadering hier bewust wordt toegepast, maar vanuit een meer praktische (uitvoeringsgerichte) benadering worden de lagen van het landschap wel degelijk door specialisten onderzocht, om zo de ingreep en het landgebruik af te stemmen.
Een interdisciplinaire werkwijze
“Onze plannen zijn gebaseerd op kennis, maar met de verbeelding maken we als ontwerpers het verschil.” p. 7
‘Wie schrijft die blijft…’, in hoeverre speelt de landschapsarchitect het slim door objectiviteit vorm te geven én diegene te zijn die tekent, de oplossingsrichting en accenten legt?
RI: Mijn kennis over de uitgebreide normen en regels in Duitsland en over de praktische kant van de landschapsarchitectuur gebruik ik om goede ontwerpen te kunnen realiseren, maar ook als narratief om de opdrachtgever, overheid of een vastgoedontwikkelaar, te overtuigen van de haalbaarheid van de ontwerpen.
MM: In Duitsland is het alleen mogelijk in interdisciplinaire projecten zoals prijsvragen vroeg de richting te bepalen en door verbeelding te overtuigen. Alleen in grote ontwerptrajecten wordt gebruik gemaakt van 3D-modellen en visualisaties. De ‘normale’ opdrachtgever kan plattegronden lezen, dus voldoen aan geldende technische normen, gebruikerswensen en budget is doorslaggevend.
JV: Landschapsarchitecten zijn generalisten. Werken met specialisten biedt de mogelijkheid om nieuwe ideeën te genereren tot oplossingen te komen en deze gedegen te onderbouwen. Uiteindelijk is de cruciale stap van een landschapsarchitect om deze kennis in een ontwerp te vatten – de verbeelding. Daarnaast speelt verbeelding en ontwerp ook de verbindende rol. Op een tekening kan iedereen (specialisten, opdrachtgevers, belanghebbenden) reageren wat cruciaal is voor de acceptatie en voortgang van het project.
Design versus ontwikkelingsgericht ontwerp
“De meeste landschappen worden mooier in de loop der jaren, in ieder geval interessanter, voor mens en dier. Soms is na jaren niet eens meer zichtbaar dat het een ontworpen plan betreft. (…) Dat is niet erg. We vinden het juist goed als een ontwerp zich vanzelfsprekend voegt in het bestaande. Een plan moet werken, een goed gevoel oproepen en tegen een stootje kunnen. Niet voortdurend aan de ontwerper herinneren.” p. 5
Een landschapsarchitect bewandelt de dunne lijn tussen zichtbare schepper en onzichtbare hand. Hoe zie jij onze rol als ontwerper: als coördinator in de grotere context of als auteur die zichtbaar nog onontdekte kwaliteiten en belevingen kan toevoegen?
MM: In Duitsland werkt de landschapsarchitect vooral in de bebouwde omgeving waar het direct gaat om kunst, vormgeving en het creëren van recreatieve meerwaarde in de leefomgeving. Bij opgaven als bepaalde biotopen redden, waterveiligheid organiseren, of landbouwgebieden optimaliseren, wordt de projectleiding eerder aan een ingenieur gegeven: een planoloog, ecoloog, hydroloog of bosbouwer. Pas na het vastleggen van een ‘belevingsdoel’ wordt een landschapsarchitect gevraagd voor het ontwerpen van de ontsluiting, beleving en de identiteit. Dit zorgt ervoor dat de hand van de ontwerper eerder zichtbaar is.
RI: Vaak merken wij dat een ontwikkelaar, of bijvoorbeeld ook een gemeente, door de grote hoeveelheid Duitse formaliteiten het overzicht van de eigen geplande ontwikkelingen niet meer zien. Door middel van bijvoorbeeld een overzichtsplan laten we de samenhang tussen verschillende projecten zien, hoe deze op elkaar aan kunnen sluiten – of beter nog – deel kunnen uitmaken van één samenhangend ruimtelijk plan.
JV: In Australië is landschapsarchitectuur vooral ‘development-based’ en reactief. Projecten ontstaan uit nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en landschapsarchitecten zijn hierin volgend. In Nederland is het vak meer leidend en agenderend, en wordt er meer naar de lange termijn gekeken. Ons vak draait in mijn ogen om condities te creëren waarin het landschap zich kan ontwikkelen en groeien, maar ook een verhaal van de plek te vertellen. Een gevolg (of de oorzaak?) van het verschil tussen reactief en actief werken is dat landschapsarchitecten in Australië over het algemeen meer bezig zijn met vormgeving van de ruimte dan met het proces. De rol van de landschapsarchitect in Nederland is breder, terwijl het vak in Australië nog veel traditioneler is (parken, pleinen, etc.).
Type opdrachtgevers en maatschappelijke verantwoordelijkheid
“Iedereen aan tafel herkent het beeld van de carrousel van ontwerpers en bestuurders die braaf zijn rondjes draait maar zelden tot resultaat leidt.” p. 111
“De ontwerptekening als spiegel om bestuurders te laten zien wat de consequenties van hun keuzes zijn, dat klinkt als een wel heel bescheiden rol voor landschapsarchitecten. En toch is het essentieel dat zij die verantwoordelijkheid nemen, want het landschap is tegelijkertijd hun muze en hun opdrachtgever. Als zij er niet voor in de bres springen, wie dan wel?” p. 113
Herken je dit in je werk, voel jij je ook verantwoordelijk een maatschappelijke reflectie op je werk mee te nemen in je besluitvorming en het geweten van je opdrachtgever aan te spreken?
MM: Onder landschapsarchitecten in Duitsland is er een brede consensus over onze rol als duurzame ontwerper en het ‘geweten’ van een project, maar tegelijkertijd is onze rol bescheiden, Bijvoorbeeld als het gebouw 90% kost en de buitenruimte 10%, kun je alleen maar op win-win-ingrepen wijzen. Voor grotere interdisciplinaire veranderingen zijn de wil van de architect en opdrachtgever, en hun vermogen om integraal te denken beslissend. Opdrachtgevers hebben graag een duurzaam sausje, maar uiteindelijk moeten de wettelijke voorschriften zijn gevolgd (het alom aanwezige spook van de aansprakelijkheid) en het geheel niet te veel kosten.
RI: Mijn ervaring is, dat het niet zozeer lastig is de ontwikkelaar van een landschappelijke oplossing te overtuigen, maar eerder de overheid. De Duitse overheid is zeer bureaucratisch en zitten vaak vast in een net van regels. Voor een vernieuwende oplossing is vaak geen geldende regel en daarmee dus geen mogelijkheid om deze om te zetten.
JV: In Australië is er steeds meer aandacht en interesse voor maatschappelijke reflectie in ontwerp. Met name ontwerpen voor een steeds heter wordende klimaat en voor/met de Aboriginal-bevolking (‘Connecting with Country’) zijn thema’s die de laatste jaren aan aandacht hebben gewonnen. De gevolgen van klimaatverandering zijn voelbaar in Australië, met temperaturen van boven de 50 graden, bosbranden, overstromingen, droogte, kusterosie, de urgentie om te handelen wordt steeds duidelijker. Hiermee ontstaat ook ruimte voor ontwerpers om mee te denken over oplossingen, al worden dit soort vraagstukken vooral nog als technische opgaven gezien en niet zozeer als ruimtelijke/culturele opgaven. Maatschappelijke reflectie probeer ik altijd mee te nemen in mijn werk door opdrachtgevers kansen en mogelijkheden te laten zien, soms heel klein en eenvoudig door duurzame materiaalkeuze en inheemse beplanting toe te passen.
Soort opdrachten en schaalniveau
“De ontwikkeling van een ‘denkbureau’ voor grote regionale landschapsvisies naar een ‘denk- en maakbureau’ op alle schaalniveaus zet zich na 2010 door. Veel van de in de vorige perioden ingezette projecten worden nu uitgevoerd. Het geeft nieuwe energie en werkt motiverend. De mensen die aan uitvoeringsprojecten werken, krijgen nieuwe inzichten – inzichten die op een hoger schaalniveau weer kunnen worden benut in andere projecten, en vice versa.” 117
Zijn er in jouw buitenland landschapsarchitectenbureaus die op alle schaalniveaus (van visie tot inrichting) werken? Zowel in de stedelijke omgeving als in de natuur?
MM: Er bestaan in Duitsland zeker bureaus die alles doen, maar wanneer het bijvoorbeeld gaat om een grote prijsvraag voor een nieuwbouwwijk wordt altijd samengewerktmet architecten en stedenbouwkundigen. Klassieke Duitse landschapsarchitectuur bestaat eerder uit inrichtingsplannen voor een concreet programma als uit visies.
RI: Het bureau waarvoor ik werk, LAND, werkt op alle schaalniveaus: van regionale masterplannen tot parken tot exclusieve privétuinen.
JV: Bij H+N+S werkte ik aan toekomstperspectieven voor hernieuwbare energie en waterveiligheid in 2050 en 2100, op de schaal van provincies, Nederland en zelfs Europa. Dit soort opgaven worden niet geformuleerd in Australië en worden zeker niet door landschapsarchitecten onderzocht. Landschapsarchitecten in Australië houden zich over het algemeen meer bezig met de kleinere schaal, zoals het ontwerpen van openbare ruimte: parken, pleinen, etc. Ontwerp op een groter schaalniveau wordt hier minder gedaan. Regionaal ontwerp en langetermijnperspectieven vereist een geloof in de maakbaarheid van een regio. Dit is een vanzelfsprekendheid in Nederland, maar niet het geval in Australië, een land dat 2x zo groot is als Europa en wat voor het grootste deel onbewoond is. Het bureau waar ik voor werk is actief op het grensvlak tussen stad en natuur en we zijn een van de weinige bureaus die strategisch en onderzoekend werk verrichten.
Ongevraagd advies
“Wat in de crisis ook zonder meer overeind blijft, is de liefde voor het vak en de drang tot haast obsessief puzzelen en peuteren, net zo lang tot het goed is. Eerst uitzoomen, dan pas inzoomen en concreet worden in tekeningen. Iets wat begint als een kleine, simpele vraag, kan zo uitmonden in een fundamentele, complexe opgave – wat is er echt aan de hand, hoe had de vraag moeten luiden. (…) Steeds wordt de vraag verruimd en verdiept om uiteindelijk tot een trefzekere, en tegelijkertijd vanzelfsprekende oplossing te komen. Het lijdt tot ontwerpen die low on design zijn: niet meer maar juist minder is beter. Niet doen maar laten.” p. 57/58
Laat de cultuur,het soort opdrachtgevers en opdrachten het toe om de inhoud van de opdracht op te rekken, de doelen nieuw te formuleren en wordt ongevraagd advies gewaardeerd? Of wordt je als specialist gevraagd om het niet ingewikkelder te maken, maar een oplossing te leveren?
MM: Zolang het projectdoel niet uit het oog wordt verloren, aan de regels wordt voldaan en het niet (veel) meer kost, staan opdrachtgevers en architecten zeker open voor het verbreden van de opgave. Vaak weten opdrachtgevers maar deels wat ze echt willen en helpt het een aantal mogelijkheden te presenteren om de vraag aan te scherpen en daarmee het project te verduurzamen. Ook lukt het vaak om uit één opdracht meerdere te maken door een plan voor de omgeving mee te schetsen en de samenhang in het ontwerp te benadrukken.
RI: Wij kleuren niet binnen de lijntjes. We zijn altijd op zoek naar hoe een vraagstuk nóg beter beantwoord kan worden, ook al past de gevonden oplossing misschien niet helemaal binnen de oorspronkelijke opdracht. Deze aanpak is niet zonder risico en vindt vaak geen toestemming van de opdrachtgever. We worden dan teruggefloten of een afgezwakte versie wordt voorgesteld.
JV: Mijn ervaring is dat opdrachtgevers in hun vraagstelling niet alle mogelijkheden en kansen kunnen voorzien. Soms is er ruimte om deze mogelijkheden te verkennen. Als je dit voorzichtig en stapsgewijs doet en hierin open communiceert, blijkt vaak dat er wel ruimte is voor verbreding van de opgave.
Wijdblik voor overal ter wereld
Zoals Winston Churchill al zei: “Don´t let a good crisis go to waste”, kan ook H+N+S het niet laten om de coronacrisis op de flaptekst aan te duiden als kans om een mentaliteitsverandering door. Ze doen dit door historicus Erik A. de Jong, deelnemer aan de Rondetafelgesprekken, te citeren: „in dit licht is de huidige coronacrisis een letterlijke, haast profetische, terechtwijzing van de menselijke superioriteit… Cultuur kan niet langer boven de natuur staan, alleen al omdat zij meer door de natuur wordt bepaald dan wij beseffen. Ruimte is nodig voor manieren van begrijpen en omgang gebaseerd op een nieuwe, open ethiek die naast rationeel denken gevoed wordt door biophilia die empathie, spiritualiteit en zorg omvat“…
denken + doen + laten Drie decennia sleutelen aan het landschap / H+N+S Landschapsarchitecten geeft veel stof tot nadenken. Ik kan iedereen die werkt aan de grote maatschappelijke opgaven – denk energietransitie, woningtekort, klimaatbestendigheid – deze publicatie van harte aanraden. Blijft de vraag: heeft een bureau met een aanpak als H+N+S ook in het buitenland bestaansrecht? Zeker weten, niet voor niets is de Dutch Approach een succesvol exportproduct. Een bureau dat vanuit een holistische landschapsbenadering werkt kan overal bestaan en heeft meerwaarde in vergelijk tot elke specialist die zijn eigen hokjes afvinkt zonder win-winsituaties te willen zien. Helaas staat de (vroeger) in beleid verankerde Nederlandse traditie van progressief denken, innovatie en ontwerpend onderzoek in bijvoorbeeld Australië nog in de kinderschoenen. In Duitsland wordt met jaloezie naar de Nederlandse ontwerptraditie gekeken: landschapsarchitecten willen graag net zo vooruitstrevend zijn en vanzelfsprekend aan het begin van opgaven aan tafel uitgenodigd worden. Mijn Duitse werkgever zegt altijd cynisch: “wij landschapsarchitecten zijn de peterselie op de soep”, maar als we, net als H+N+S, in elke opdracht iets meer dan alleen de concrete vraag proberen op te lossen, kan de holistische Nederlandse ontwerpbenadering overal ter wereld het eindresultaat verrijken.