5 vragen aan: NVTL-lid Vita Teunissen - NVTL

5 vragen aan: NVTL-lid Vita Teunissen

Vita Teunissen

Details

5 vragen aan is een rubriek op NVTL.nl en in nieuwsbrief Het Kanaal. We laten diverse leden aan het woord: leden die al jaren lid zijn, nieuwe leden, studentleden en bureauleden. Wil je ook meedoen of iemand voordragen? Stuur ons een mail.

ma 23 juni 2025

Kun je iets meer vertellen over je achtergrond en hoe jouw passie voor (landschaps)architectuur is ontstaan?


Als kind wilde ik restauratiearchitect worden. Ik ging Bouwkunde studeren aan de TU Delft, en daarna Architectuurgeschiedenis aan de VU Amsterdam. Ik heb dus een dubbele achtergrond als onderzoeker en ontwerper. Bij mijn stage bij SteenhuisMeurs kwamen die twee talen bij elkaar.

Via SteenhuisMeurs vond ik een bijzonder afstudeerproject. Jan Janse van Staatsbosbeheer wees mij op een unieke plek in de Biesbosch, alleen over water bereikbaar. Van de boswachters leende ik een bootje om naar de Amaliapolder te varen. Boven een van de dijkjes doemde de grote Amaliahoeve op. De boerderij werd in 1938 gebouwd door een Belgische bankier, die had gehoord dat de Biesbosch ingepolderd zou worden. Hij bouwde een enorme graanschuur, maar de inpoldering kwam er niet van en nu staat die grote boerderij daar op het kleine eiland. Als nieuwe invulling ontwierp ik een natuurhotel in de stallen, een bijeenkomstruimte in de grote schuur en een bezinningswandeling over het eiland, langs de plekken waar het water het oude poldereiland weer is ingelaten.

 

De Amaliahoeve in de Biesbosch

 

Je bent partner en architect-onderzoeker bij SteenhuisMeurs, aan wat voor projecten werk je?


Na mijn stage mocht ik bij SteenhuisMeurs blijven werken, en in 2022 werd ik de derde compagnon van Marinke Steenhuis en Paul Meurs. SteenhuisMeurs is een cultuurhistorisch onderzoeks- en adviesbureau. We brengen de wording van een gebied of gebouw in beeld, om zo toekomstige ontwikkelingen te inspireren en het laadvermogen voor verandering te bepalen. Het is divers werk, variërend van gebouwen tot grote gebieden zoals het Groene Hart.

We zijn nu bezig met de afronding van een handreiking voor het zandwallenlandschap bij Ouddorp op Goeree Overflakkee. De centrale vraag is hoe je de unieke kwaliteiten van dit kleinschalige landschap kunt bewaren zonder de ruimtelijke ontwikkeling op slot te zetten. Voor de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed werken we aan een inventarisatie en selectie van woonwijken uit de Post65-periode (1965-1990) met een hoogkwalitatieve landschappelijke aanleg. Denk aan Houten, Molenhoek in Rosmalen en Emmerhout in Emmen.

 

Schematische weergave van de ontwikkeling van het zandwallenlandschap in Ouddorp

Hoe zorgen jullie ervoor dat cultuurhistorie niet alleen een achtergrond vormt, maar echt richtinggevend is bij het aanpakken van actuele ruimtelijke opgaven?


Cultuurhistorie gaat niet alleen over de ruimtelijke geschiedenis, maar ook over de relatie tussen de ondergrond, het ruimtegebruik en de mensen. Met inzicht in de geschiedenis komt trots, troost en vervolgens mentale ruimte om over verandering na te denken.

Er is zoveel inspiratie te vinden in de historische ontwikkeling van een gebouw of een gebied. Op het Binnenhof ontdekten we dat er achter de Ridderzaal een gravinnentuin is geweest. Nu komt er op die plek weer een tuin om het Binnenhof te vergroenen. En ook de omgrachting komt terug, voor de beveiliging – net als in de tijd van de Hollandse graven. Achter een oud en historisch gelaagd complex zoals het Binnenhof ligt een ruimtelijke logica die de grondslag vormt voor ontwerpkeuzes. In een project als het Binnenhof, waar veel teams aan verschillende onderdelen werken, was het mooi om het complex vanuit de ruimtelijke samenhang te duiden.

Om vanuit cultuurhistorie richting te geven aan nieuwe ontwikkelingen stellen we transformatiekaders op – dat is een doorvertaling van de cultuurhistorische waardestelling, waarin het laadvermogen van een plek wordt bepaald en geïllustreerd. Samen met de RCE maakten we een handreiking voor transformatiekaders, hier te vinden.

 

Het ‘palet’ van het middeleeuwse Binnenhof, met de gravinnentuin achter de Grafelijke Zalen.

 

Samen met Young NVTL en je collega Marinke Steenhuis heb je een leesclub opgezet rond vakliteratuur in de landschapsarchitectuur. Stel dat jij één boek mocht uitkiezen dat jou inspireert en dat volgens jou echt een must is voor onze leden, welk boek zou dat dan zijn, en waarom?


Ik hoop dat we Landschap en herinnering van Simon Schama nog gaan lezen. En in Edmund Burke’s zoektocht naar the Sublime herken ik een verlangen naar grootse gevoelens en ultieme schoonheid te midden van doom scrollen, halve-minuut-filmpjes en ruimtelijke compromissen. Het is een oude tekst, maar prima te lezen. Maar belangrijker, de zomer komt eraan – ik wil een roman aanbevelen voor aan het zwembad, in de bergen of gewoon in tuin. De onscherpte van de wereld, van Iris Wolff:

‘Je had het grijs van de lucht. De rivier en de weilanden. De uitgestrekte vlakte en de eenzaamheid. Je had de rand en het midden. Het ja en het nee. De onzekerheid. En toch, dacht Florentine, laat dit landschap je zoals je bent’.

 

Wat is je favoriete plek of landschap in Nederland?


Ik ben opgegroeid in de Haarlemmermeer, maar mijn familie woonde in de buurt van het Groesbeeks plateau. Het zijn twee compleet tegenovergestelde landschappen. Ik ken het plateau in Noord-Limburg vooral in de winterse situatie, dan zijn de heuvels volledig bedekt en lijken het gigantische hopen van herfstbladeren, waar de boomstammen uit omhoog steken. Daar begon mijn liefde voor wandelen. Ik ken elke route – het is niet zo’n groot gebied – en kan er zorgeloos dwalen.