5 vragen aan: NVTL-bureaulid Inge Kersten

Details
5 vragen aan is een rubriek op de NVTL.nl en in nieuwsbrief Het Kanaal. We laten diverse leden aan het woord: leden die al jaren lid zijn, nieuwe leden, student leden en bureauleden. Wil je ook meedoen of iemand voordragen? Stuur een mail.
1. Kun je iets meer vertellen over je achtergrond en hoe je terecht bent gekomen in de landschapsarchitectuur?
Ik ben opgegroeid in Eindhoven in een typische jaren 80 bloemkoolwijk… Gelukkig stond ons huis aan een oude eikenlaan, een van de weinige historische structuren die behouden was en een parkje. Ik was veel buiten en had altijd al een fascinatie voor dieren en planten, en wilde ook graag creatief bezig zijn. Mijn vader had daarnaast ook ons huis voor een groot deel zelf verbouwd. Hierdoor ontstond de fascinatie voor architectuur. Dankzij een kennis van mijn moeder (Mariëlle Kok van KruitKok landschapsarchitecten) kwam ik erachter dat het beroep landschapsarchitect bestond. De ideale combinatie van mijn fascinatie voor de natuur en ecologie en architectuur. Tijdens mijn studie in Wageningen heb ik al veel kleinere participatietrajecten gedaan via de wetenschapswinkel. Waarbij we inwoners hielpen met het ontwikkelen van ideeën voor een plein en een pluktuin. Mijn eerste baan was voor Atelier Kustkwaliteit, een ontwerpend onderzoek aan de TU-Delft, waar we, onder leiding van Jandirk Hoekstra, in twee en een half jaar tijd 40-ateliers hebben gehouden en een kustcommunity bouwden. Het ervaren dat je met het gezamenlijk ontwerpen en maar steeds herhalen en aanscherpen van het verhaal veel mensen kunt bereiken en bewegen waren voor mij cruciaal en vind ik nog steeds van groot belang voor mijn werk.
2. Je hebt op verschillende plekken gewerkt. Wat zijn volgens jou de gemeenschappelijke elementen in de projecten die je hebt uitgevoerd?

De gemeenschappelijke deler is het ontwikkelen van een project dat werkt en daarnaast verwondering oproept. Het ‘vorm volgt functie’ en de term ‘everday aesthetics’, zijn uitgangspunten die ik tijdens mijn studie al belangrijk vond. Misschien ook wel heel erg Nederlands, maar het moet ‘gewoon goed’ zijn, en daarmee wel kiezen voor duurzaam en uitnodigend. Dat begon al tijdens mijn afstuderen en daarna bij het ontwikkelen van het “duinkarkas” samen met Jorrit Noordhuizen (Polyfern). Daarbij zochten we iets waarmee we het werken met de dynamiek van de kust zichtbaar en zelf maakbaar konden maken. Iets waarmee we de inwoners uit konden nodigen om zand te vangen op hun perceel en daarmee ook hun eigen leefomgeving te verbeteren, doordat er meer ruimte voor natuur en recreatie ontstond. In al mijn projecten stel ik wel de vraag voor wie maak je het en hoe kan het ontwerp een verschil maken voor deze en toekomstige generaties. Waarbij het kunnen experimenteren en testen, zoals bij het duinkarkas, maar recenter ook bij de tijdelijke inrichting van een niet gebruikt deel van het tuincentrum Steck onderdeel is. Hier heb ik samen met Raumkultur uit Utrecht door slimme ingrepen in het bestaande bamboebos een heus belevenispad en speelplek voor kinderen uitgedacht.

3. Nu je een eigen bureau hebt: wat voor soort projecten passen bij je?
Ik houd van projecten waar een technische of maatschappelijk uitdaging zit. Ik werk op veel verschillende schaalniveaus, van gebiedsprocessen in het landelijk gebied tot aan het ontwikkelen van nieuwe woonvormen voor de oudere generatie. Wat hierbij centraal staat, is het ontwerp als gespreksmiddel en het zoeken van verbindingen. Zoals hoe maak je plekken die werken voor mens en dier? Wat betekent een toekomstbestendig landschap vanuit verschillende perspectieven? Daarnaast zal ik altijd gefascineerd blijven door het water. Door mijn werk voor Atelier Kustkwaliteit en daarna voor H+N+S en de Gemeente Rotterdam zit het denken vanuit het watersysteem er zo ingebakken. En in vrijwel alle projecten is het te veel en te weinig aan water een onderwerp. Projecten waar men met elkaar zoekt naar de beste oplossing passen het beste bij mij. Hiervoor zoek ik ook altijd goede samenwerkingsverbanden. Op dit moment werk ik daarom veel met en namens WING, die zeer ervaren zijn in het vormgeven van processen. Maar ook met de makers van Raumkultur uit Utrecht die vanuit het vormgeven van ontmoetingen denken en in hun projecten altijd de wensen van bewoners ophalen en vervolgens vertalen naar goed vormgegeven projecten.

4. Wat zijn volgens jou de vaardigheden die een hedendaagse landschapsarchitect moet hebben?
Ik denk dat we veel verschillende typen landschapsarchitecten nodig hebben. Zij die fantastische beelden kunnen maken en zij die weten hoe je zorgt dat het belang van integraal ontwerp op de bestuurlijk agenda blijft staan. In het huidige klimaat blijft het van belang om de uitersten en (on)mogelijkheden te kunnen en mogen blijven onderzoeken en tekenen. We hebben landschapsarchitecten nodig die kunnen inspireren en mensen kunnen activeren om actief onderdeel te worden van een groenere en klimaatbestendige toekomst. De opgaven zijn groot en moeten op het strategische niveau slim aan elkaar worden gekoppeld en tegelijkertijd moeten projecten met zorg en aandacht voor details en binnen budget worden uitgevoerd. Ik denk dat ontwerpers bij uitstek op deze verschillende schaalniveaus kunnen werken, maar dat je dus veel verschillende typen ontwerpers daarvoor nodig hebt.
5. Wat verwacht je van het NVTL-bureaulidmaatschap?
Nog sterker een onderdeel worden van de gemeenschap van landschapsarchitecten en middels de cursussen en werkgroepen ‘bij blijven’ in het vakgebied.