5 vragen aan: NVTL-lid Bertram de Rooij
Details
5 vragen aan is een rubriek op de NVTL.nl en in nieuwsbrief Het Kanaal. We laten diverse leden aan het woord. Leden die al jaren lid zijn, nieuwe leden, student leden en bureauleden. Wil je ook meedoen of iemand voordragen? Stuur een mail.
Wie ben je en wat is je achtergrond?
Ik ben Bertram de Rooij, 43 jaar en senior onderzoeker en landschapsarchitect bij Wageningen Environmental Research (onderdeel van WUR). Ik ben geboren en getogen op de overgang tussen zand en klei in het mooie Brabant. Je ziet het pas als je het doorhebt, maar mijn geboortestreek -de Langstraat- is eigenlijk een best schoolvoorbeeld van hoe het landschap de maatschappij en economie vormt en vice versa. De natuur en het landschap vormden de basis van een streekgebonden economie, maar ook in de sociale structuren kwamen de landschappelijke verschillen sterk tot uitdrukking. Die kwaliteiten lijken nu nog vooral relicten in de snelle wereld van logistiek en verdozing. Maar goed, het landschap waar je het meest verbonden mee bent is wel het landschap waarin je bent opgegroeid en wellicht dat ik dan ook alweer ruim 25 jaar goed aard in het Wageningse met haar schitterende overgangslandschappen. In 1996 ben ik hier landschapsarchitectuur gaan studeren, eigenlijk met de bedoeling door te stromen naar de Rijksbrandweeracademie. Het kan verkeren. Het vak Landschapsarchitectuur was te uitdagend om niet in verder te gaan. Hoewel, het bloed gaat waar het niet gaan kan, dus een mooie combi gevonden als vrijwillig brandweerman. En ook daar liggen toch ook weer mooie verbindingen met het vak, zoals natuurbrand en de watersnood van 2021. Uiteindelijk komt alles weer samen.
Hoe ben je terecht gekomen als landschapsarchitect bij een onderzoeksinstelling?
Eigenlijk nooit gedacht dat ik bij een onderzoeksinstelling terecht zou komen, maar ook hier.. het kan verkeren. Gaande de ruim 20 jaar dat ik nu in het werkveld actief ben is mijn blik steeds breder geworden en mijn activiteiten steeds ruimer. Van hele concrete ontwerp- en inrichtingsopgaven op lokaal niveau naar landschapsplannen, van de bureauwereld naar de -volgens mij nog steeds breed gemiste- Dienst Landelijk Gebied (DLG).. je weet pas wat je mist als het er niet is. Binnen DLG verschoof de aandacht steeds meer van sec landinrichting en nieuwe natuur naar complexere gebiedsprocessen met een bredere doelstelling en nieuw gedachtengoed, zoals Cradle to Cradle. Daarnaast werd ik ook gevraagd voor de internationale samenwerking op uiteenlopende thema’s. Juist in de complexiteit en variatie in aanvliegroutes vond ik mijn draai en kracht. De aanvliegroute is dan niet altijd per definitie landschap, maar de ruimtelijke vertaling, de ontwerpmethodiek en participatie en co-creatie waren en zijn voor mij altijd wel vaste ingrediënten om de verbinding leggen. Met het ter zielen gaan van DLG in 2014, kwam de vraag van de WUR om ook via ontwerpend onderzoek verder de verbinding te leggen tussen de kennisvelden die WUR rijk is, tussen kennis en praktijk en regionaal, nationaal en internationaal. Een vraag die op het lijf geschreven leek: verbreden, verdiepen en verbinden.
Waarom is de verbinding tussen onderzoek, onderwijs en praktijk van belang?
Het is geweldig om tegenwoordig de semantiek die gebezigd wordt te beschouwen. Magische woorden als integraal, interdisciplinair en transdisciplinair. Een goede verbinding tussen onderzoek, onderwijs en praktijk faciliteert de daadwerkelijk vertaling van deze magische woorden. Onderzoek kan zorgdragen voor verdieping en onafhankelijke reflectie op ons dagelijks handelen, maar kan zeker ook niet zonder de praktijk. Immers daar is waar het gebeurt en waar vraagstukken ontstaan. Daarin bewegen naar een steeds bredere constellatie, van helix naar quadruple of zelfs quintuple helix. Onderzoek ondersteunt niet alleen in de vragen van vandaag, maar zou ook samen met de praktijk door moeten kijken naar de mogelijke vragen en uitdagingen van morgen. Vragen en uitdagingen vanuit diverse domeinen. ‘Science for impact’, betekent in verbinding zijn van onderzoek en praktijk. Daarin speelt onderwijs ook een cruciale rol. Juist de frisse blikken van de nieuwe generatie zijn en blijven enorm waardevol. De wijze waarop en de materie waarin we de nieuwe generatie opleiden zal in de toekomst deze verbinding nog beter weten te leggen. Mooie voorbeeld daarvan zijn de Wageningse ACT-teams waarin studenten in interdisciplinaire teams samenwerken aan vragen vanuit de praktijk. Naast deze brede blik en verdiepende gretigheid blijft voor het ambacht, het gevoel en vooral de kracht van de synthese essentieel: het samenbrengen tot aansprekende krachtige landschappen die ertoe doen.
Welke uitdagingen zie jij als onderzoeker voor de landschapsarchitectuur?
Hmm, uitdagingen volop. Konden we voorheen redelijk varen op zekerheden, tegenwoordig is het meer en meer ontwerpen met onzekerheden. De wereld om ons heen lijkt steeds complexer en de stapeling van opgaven en doelen steeds beklemmender. Ook nieuwe inzichten volgen zich steeds sneller op. Dit betekent flexibel(er) ontwerpen, zonder in te boeten op kernkwaliteiten en een centraal gedachtengoed.
Dik tien jaar geleden volgde ik een masterclass Strategisch handelen in een complexe omgeving: een vooruitziende blik? Deze vaardigheid zal steeds meer van de landschapsarchitect gevraagd wordt. Niet alleen het ambacht telt, maar ook het strategisch positioneren en handelen in een steeds complexere omgeving. Hoe kunnen we als landschapsarchitecten in de wederombouw van Nederland vorm geven aan en op de juiste manier samenbrengen van de diverse opgaven in krachtige, waardevolle en wellicht flexibele landschappen? Hoe kunnen we korte termijnopgaven verbinden aan lange termijnperspectieven?
Hoe geven we volop invulling aan de urgenties van nu zonder een hypotheek op de toekomst te nemen? Welke rol willen we daarin nemen en welke rol wordt ons daarin gegund? En wordt het belang van de ruimtelijke vertaling wel voldoende onderkend? Te vaak merk ik dat het missiewerk nodig blijft. “Waarom moet dit ruimtelijk en wat voegt dit toe?’. Echt waar, dat komt nog met regelmaat voorbij. Terwijl juist die vertaling de meest aansprekende en noodzakelijke is. Dan wordt het echt, echt concreet en echt spannend.
Wat is voor jou dè mijlpaal in de afgelopen 100 jaar landschapsarchitectuur?
Daar hoef ik niet lang over na te denken: het tijdperk van de naoorlogse ruilverkavelingen en het nieuwe land. Die naoorlogse periode kenmerkt zich door een duidelijke richting en scherpe keuzen. Onder het devies ‘nooit meer honger’, ontstond een opportunistische aanpak en hoewel de landschapsarchitecten van weleer ook het nodige missiewerk te doen stond, zijn er krachtige plannen gemaakt. De schetsen van bijvoorbeeld Nico de Jonge illustreren dat schitterend, zie hieronder een voorbeeld. In de Atlas van de Wederopbouw mocht ik hier een aantal jaar geleden met Jan van Rheenen en Cunie Landeweert op reflecteren. Daarbij keken we niet alleen terug, maar trokken we ook lessen voor het heden. De titel van dat essay de Kracht van Kiezen spreekt wellicht boekdelen. Dat linkt dan ook stiekem naar de persoonlijke mijlpaal: Nederland 2120. De belangrijkste boodschap uit die studie is niet zozeer de kaart, maar de oproep voor duidelijke keuzen die resulteren in scherpe vormgevende principes op de diverse schalen. Agenderen en inspireren! Daarin kunnen we vertrouwen op de (conceptuele) rijkdom van meer dan een eeuw landschapsarchitectuur en 100 jaar verenigde krachten, maar we moeten nu ook een nieuw hoofdstuk toevoegen. De wereld verandert en wij veranderen mee. Samen verder bouwen en werken aan ons mooie vak en een schitterend land: een land met een plan, maar bovenal een land met visie!
Ruilverkavelingsposters