5 vragen aan: NVTL-lid Annemieke Fontein - NVTL

5 vragen aan: NVTL-lid Annemieke Fontein

Details

5 vragen aan is een rubriek op de NVTL.nl en in nieuwsbrief Het Kanaal. We laten diverse leden aan het woord: leden die al jaren lid zijn, nieuwe leden, student leden en bureauleden. Wil je ook meedoen of iemand voordragen? Stuur een mail.

di 15 maart 2022

Annemieke Fontein is Hoofd Landschapsarchitectuur bij Stadsontwikkeling Gemeente Rotterdam.

Wie ben je en waar hou je je mee bezig?

Na vele jaren reizen en werken in Azië, Australië en Nieuw-Zeeland kwam ik terug naar Nederland en kreeg ik mijn eerste “echte” baan, bij de Gemeente Rotterdam.  

Tijdens mijn reizen, eind jaren ’70, heb ik twee jaar op de Academie van Kopenhagen lessen gevolgd van Jan Gehl, die tezamen met Jane Jacobs en William Whyte, de functie die de openbare ruimte heeft op het samenleven, naar voren brachten. De talloze workshops die ze bedachten en de artikelen die ze schreven, om studenten inzicht te geven in het gebruik, het verblijven en ontmoeten, de succesfactoren, in de openbare ruimte raakte me en vormen voor mij de basis van het ontwerp. Minder bewust toentertijd, maar wel belangrijk is de input geweest, die ik tijdens het reizen en leven in verschillende landen kreeg, over de verschillende culturen, karakteristieken van plekken, landschappen en gebruiken. Beide zijn voor mij belangrijke toevoegingen op de studie geweest, en helpen mij de huidige ontwerpopgave te laden.

Ik heb een super inspirerende baan omdat ik met een groep enthousiaste en kundige landschappers (sorry Rotterdamse benaming voor ons vak!) en vele andere disciplines aan de stad Rotterdam kan werken en stad kan maken. We werken op alle schaalniveaus aan de stad; van omgevingsvisie tot aan geveltuin, van landschapspark tot aan groen schoolplein, van metrolijn Hoek van Holland tot aan inpassing van warmte stations. We doen dit als beleidsmakers, ontwerpers, of als opdrachtgever aan externe bureaus. 

Mijn rol is breed : Het op de kaart zetten van de opgave voor de openbare ruimte van Rotterdam (Visie Openbare Ruimte 2030), strategieën ontwikkelen voor uitvoering (Groenagenda 2030), het scherp krijgen van de opgave en vooral steeds zorg dragen voor een integrale benadering van de opgave tezamen met alle andere vakdisciplines zoals o.a. mobiliteit, stedenbouw, planologie, milieu en wonen.

Daarnaast heb ik me de afgelopen twee jaar, samen met het programma team, bezig gehouden om de “ 7 Stadsprojecten”, 7 grote iconische openbare ruimte projecten voor het voetlicht te brengen en inhoudelijk te begeleiden. De ontwerpen van sommige van deze projecten worden door externe, soms internationale landschapsarchitectenbureaus gemaakt en sommige door de gemeente zelf. Beide vragen veel begeleiding om de juiste ontwerp ingrepen op de juiste plek te krijgen en inbedding in de gemeentelijke organisatie. Het mooie aan deze projecten is dat ze juist tezamen een antwoord geven op verdichtings- klimaat-mobiliteit-economisch en sociale vraagstukken.

Ook neem ik deel aan diverse speciale kwaliteitsteams(q-teams) zoals o.a. A16, Nieuw Kralingen en Zuidplein maar ook aan de wekelijkse ontwerpers overleggen binnen ons teams. Ook in deze rol adviseer en/of stuur ik zowel op strategische niveau tot en met de opsluiting van een plantvak. Het door de schalen heen denken en ontwerpen vind ik essentieel voor ons vak en zorgt voor de o zo nodige kwaliteit.

Wat zijn volgens jou de uitdagingen als landschapsarchitect binnen een gemeente?

Voor mij zijn er 3 aspecten belangrijk: Samenhang en icoon, Goede Groei en het Bestuurlijke krachtenveld.

Samenhang en icoon

Het is belangrijk om te zorgen dat er enerzijds een kwalitatieve basiskwaliteit is voor de hele stad en daarnaast juist ruimte te scheppen voor meer iconische projecten op bijzondere plekken. Het Handboek Openbare Ruimte Rotterdam heeft ervoor gezorgd dat er basis inrichtingsprincipes zijn voor het netwerk van straten en boulevards en de verschillende gebieden, gecombineerd met goede bestratingsmaterialen en meubilair. Hierdoor realiseer je de voor een stad de nodige samenhang en herkenbaarheid. De focus van de ontwerpers komt hierdoor meer op het ruimtelijke, duurzame, ontwerp. De echt bijzondere plekken worden door afwijkend design, ook echt bijzonder. Dit is het antwoord geweest op de trend van de jaren 90-2005  toen geïnspireerd op Barcelonese pleinen aanpak, in vele steden en ook Rotterdam op elke plek een tombola van design ingrepen, design bankjes, architectonische elementen en verhardingsmaterialen etc. werd losgelaten die vaak niet functioneerde weinig duurzaam waren en qua onderhoud een drama waren en waardoor identiteit en continuïteit van stedelijk weefsel verloren gingen. 

Goede Groei

Het is essentieel om in alle opgave die er spelen, van transitie tot en met de verdichting, steeds vanuit de inhoud van de landschapsarchitectuur te denken en te handelen. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar is het niet, niet in Rotterdam en niet in andere gemeenten. “Harde” opgave zoals woningbouwaantallen of economische groei zijn de afgelopen 10-15 jaar veelal door markt bepaald en hebben daarmee de lead gehad. Om gezonde aantrekkelijke steden te maken en behouden is denken en handelen vanuit je vakgebied waarin korte en langere termijn samen komen essentieel. Je zult pro-actief en vasthoudend moeten zijn om deze waarde aan de planningsprocessen toe te voegen zowel naar de externe partijen, het bestuur en soms ook naar je mede ambtenaren uit andere vakgebieden.

Bestuurlijk krachtenveld

Zowel particuliere bureaus als landschapsarchitecten in dienst van gemeenten hebben te maken met het bestuurlijke krachtenveld. Als landschapsarchitect bij een gemeente zit je er wel dichter op en kunnen de lijnen korter zijn. Er bestaat wel de neiging om bijna vooruitlopende op bestuurlijke wensen, soms onder druk van projectleiders al te sturen naar een politiek wenselijke oplossing. Je moet de ruimte blijven creëren om vanuit jouw inhoud de bestuurders te blijven adviseren, (die het dan naast zich neer kunnen leggen..), maar dan heb je wel vanuit je vakkennis gehandeld en gewerkt. Het bestuurlijk krachtenveld kan er ook voor zorgen dat je heel erg in de waan van de dag moet handelen en heel veel tegelijkertijd doet. Bestuurders willen graag snel en binnen vier jaar resultaten, waarbij de midden en lange termijn die onderzoek en grotere opgave vragen, in de verdrukking kunnen komen. Het houden van focus is voor gemeentelijke diensten veel lastiger dan voor de particuliere bureaus.

Hoe zie jij de toekomst van de landschapsarchitectuur? 

Mooie vraag! Alhoewel landschapsarchitectuur als geen ander vak, groei en verandering als vanzelfsprekend in de ontwerpen opneemt en daardoor minder met gefixeerde eindbeelden werkt, alleen al omdat we met levend materiaal enerzijds en menselijk gebruik anderzijds werken, zijn er nu door alle transities wel heel veel onzekerheden. Veel van de transities vinden plaats in de openbare ruimte, boven – en ondergronds. Veel van de transities zijn gekoppeld aan systeemveranderingen, dus niet op een plek, projectniveau op te lossen. De meeste transities hebben een eigen dynamiek, denk bijvoorbeeld aan de mobiliteitstransitie die geëxplodeerd is qua bezorgdiensten, deelscooters etc. maar waarbij het onduidelijk is wanneer de hoeveelheid auto’s dusdanig is afgenomen dat we de boulevards anders kunnen gaan inrichten. Dit terwijl een boulevard maar eenmaal in de ca. zestig of 80 jaar wordt heringericht. Wat doe je dan nu, als er een ontwerp moet worden gemaakt vanwege het warmtenet of onderhoud?

Het vraagt van de landschapsarchitect lenigheid om alle nieuwe kennis over de transities op te nemen, te wegen, mee te denken over de ontwikkelingen en vervolgens in het ontwerp een plek te geven. Het vak wordt steeds breder. De kunst is te voorkomen om té diep in de materie te raken en meer een specialist worden en daarmee de brede integrale aanpak die het vak eigen is, te missen. Ik zie op dit moment veel studentenplannen die zich na vele jaren hebben bezig gehouden met de wateropgave, overstromingen etc. zich nu aan het focussen zijn op droogte, bosbranden en energielandschappen. Hoogst noodzakelijk natuurlijk om deze onontgonnen terreinen voor Nederland te verkennen en vocabulair op te bouwen, maar ook een risico.

Tegelijkertijd denk ik ook dat de verschillen tussen de opgave in de stad met de transities en verdichting, van een totaal andere orde zijn dan die buiten de stad waar stikstof crisis, CO2 reductie tot het verminderen van de veestapel gaan leiden en een heel andere invulling van het landschap zullen vragen. De landschapsarchitectuur zal hier nieuwe ruimtelijk en programmatische strategieën moeten ontwikkelen. Tezamen met de opleidingen, de onderzoeks instituten zal de vakdiscipline hier stappen moeten zetten voor deze ontwikkeling en mede zorg dragen dat op provinciaal en landelijk niveau de kracht van de ruimtelijke ordening en landschapsplanning veel meer aandacht, financiën en daadkracht krijgt om nieuwe cultuur en natuurlandschappen te ontwikkelen. 

In de grote opgave woningbouwopgave die als ambitie heeft om jaarlijks 100.000 woningen bij te bouwen zullen de stedelijke en landelijke benadering van de landschapsarchitectuur een belangrijke rol moeten spelen.

Wat zou iedere landschapsarchitect moeten kennen of bezocht hebben en waarom?

Bostrap Michael van Gessel

Pfff, wat een lastige vraag, er zijn ongelofelijk veel inspirerende landschappen, parken en pleinen op de hele wereld. Ik noem er een paar; het oeuvre van Michael van Gessel kent prachtige voorbeelden van vanzelfsprekende landschapsarchitectuur, krachtig vanuit het ontwerp zonder teveel poespas eerder sober, heel ruimtelijk, poëtisch, zorgvuldig en vaak heel vanzelfsprekend. 

Als ik in Barcelona ben bezoek ik vrijwel altijd het paviljoen van Mies van de Rohe, ook hier raakt mij de sobere maar toch spannende ensemble van vlakken en ruimte, overgangen van binnen naar buiten, licht en schaduw. Het park De La Creuta Del Coll blijft mij ook fascineren. Het park is ontwikkeld op een oude steengroeve. Het heeft een heel sterk concept van scherp uitgesneden terrassen, vijverpartij, boomgroepen en prachtig robuuste klauw die aan staalkabels aan de omringende berghellingen is bevestigd. De clash, of is het de samensmelting van die rauwe berghellingen en het cultuurrijke park levert een prachtige spanning op.

Park De La Creuta Del Coll

Toen ik over deze vraag aan het nadenken was, bedacht ik me dat veel ontwerpen die ik door de jaren heen heb gezien, ooit mooi, bijzonder of prikkelend waren maar dat velen de tand des tijds niet zo goed hebben doorstaan. Dat heeft zeker te maken met het ontbreken van goed beheer en onderhoud waar soms niet voldoende kennis en maar vaker onvoldoende financiën voor zijn vrijgemaakt. Wat is hierbij nu de verantwoordelijkheid van de landschapsarchitect? Gewoon door blijven ontwerpen en hopen op het beste, of vraagt het van ons ook meer kennis en kunde om beheergericht te ontwerpen?  

Maar het heeft ook te maken met een zekere tijdloosheid die veel ontwerpen lijken te ontbreken. Wat je ooit raakte omdat het nieuw en verfrissend was, blijkt na vele jaren niet die kracht te hebben behouden.

De NVTL bestaat in 2022 100 jaar, wat zie jij graag op de agenda? 

Een blik terug: Allereerst een mooi inhoudelijke overzicht met uitgebreide aandacht voor hoe de “ Grote” zoals Bijhouwer, Michael van Gessel, Adriaan Geuze en Dirk Sijmons ons vakgebied mede hebben bepaald. Dit is zo’n belangrijke voedingsbodem voor de jonge generatie landschapsarchitecten. 

Daarnaast ook natuurlijk de blik vooruit; “ +100 jaar ateliers”, een verdere verkenning en/of verdiepingsslag op het onderzoek van de WUR (Een natuurlijke toekomst voor Nederland 2120) waarin jonge professionals uit verschillende vakdisciplines, breder dus dan alleen de landschapsarchitectuur, tezamen 100 jaar vooruit kijken voor een aantal specifieke locaties in het land.

Ten derde zou ik het mooi vinden als de betekenis van de gemeentelijke diensten, die toch ook al meer dan 100 jaar bestaan, voor de landschapsarchitectuur als opdrachtgever, maar ook als ontwerpende discipline, aandacht zouden krijgen. Niet alleen de grote gemeente als Den Haag (en natuurlijk Rotterdam), maar ook middelgrote gemeente zoals Breda, Tilburg en Leiden hebben door de jaren gewerkt aan ontwerpprincipes, ontwikkel strategieën en vergroeningsmethodieken die zeker hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de landschapsarchitectuur.