5 vragen aan: NVTL-lid Wilke Diekema
Details
5 vragen aan is een rubriek op de NVTL.nl en in nieuwsbrief Het Kanaal. We laten leden aan het woord. Leden die al jaren lid zijn, nieuwe leden, student leden en bureauleden. Wil je ook meedoen of iemand voordragen? Dat kan, want we zijn altijd op zoek naar nieuwe inspirerende verhalen! Stuur een mail.
Wie ben je en wat is je achtergrond?
Oorspronkelijk komt ik uit Groningen, midden-Groningen, vroeger een gebied met enorme vergezichten en altijd wind. De affiniteit met het landschap is hier op een natuurlijke manier ontstaan. Landgebruik, ruimte, verandering, watermanagement van het landschap zijn begrippen met een betekenis.
In 1988 ben ik afgestudeerd aan de Landbouw Universiteit Wageningen in het vak Landschapsarchitectuur. Aan de ene kant was deze studie een vrij logische keuze, komend uit Groningen uit de akkerbouw en goed bekend met Wageningen. Aan de andere kant heeft de overtuiging voor de keuze voor ‘mijn’ vak echt moeten groeien. Tijdens een jaar in Parijs raakte ik eigenlijk pas overtuigd me op een passend pad te bevinden. Geïnspireerd door mijn werkomgeving, maar zeker ook door de stad en de prijsvraagcultuur. Het paste bij het zoeken naar maatschappelijke zingeving. Naar een rol waarin mijn interesse voor onze omgeving in brede zin en mijn liefde voor het (cultuur)landschap in engere zin een plek kon krijgen. Sinds het begin van de jaren negentig ben ik in Rotterdam wonend en werkend.
Hoe is het om een eenmansbedrijf te hebben in dit vakgebied?
Mijn manier van werken geeft enorm veel voldoening. Het is zo ontstaan, maar het is ook een zoektocht geweest naar de mogelijkheden. Wat voeg je toe in het vakgebied als zelfstandig landschapsarchitect? Een kleine werkomgeving is wel wat ik ambieerde. Geïnspireerd door mijn werkervaring in Parijs: een kleine, betrokken, werkomgeving en toch werkend aan integrale opgaven en actief deelnemend aan het ‘discours’ van het vak. Aanvankelijk werkend als klein bureau waarin we complementaire eigenschappen tussen fotografie en landschapsontwerp combineerden. Het kijken, het observeren, komt overeen. Nog steeds, na zoveel jaar, heb ik het idee dat ik nog steeds bezig ben om te ‘leren kijken’.
Op dit moment is ‘Studio Diekema Landschapsarchitectuur’ alleen ikzelf. Mijn werkterrein is vooral het stedelijk gebied en daarin vooral het openbaar domein. Het fijne is dat ik hier door de jaren heen als zelfstandig landschapsarchitect waardevolle samenwerkingen heb ervaren en nog steeds ervaar. Het blijven leren en verdiepen is iets wat een actieve houding vereist in elk project. Ik besef dat ik veel zelf doe, maar daardoor ontstaat ook betrokkenheid bij een project. Het voordeel van mijn eenmansbedrijf is dat ik elk project van begin tot einde doe. Ik huur ongeveer de kleinste ruimte in de Van Nellefabriek in Rotterdam, en elke dag geniet ik ervan om daar te werken.
Waar haal je in je werk het meest voldoening uit?
Eigenlijk begin ik nooit zomaar te schetsen. Ik haal veel voldoening uit de verkennende fase, de analyse. Het ontdekken van de plek, de gelaagdheid, het gebruik, de historie, het afpellen wat van waarde is. Alles ten behoeve van een goede vraagstelling. Ik vind het belangrijk dat we niet telkens iets geheel nieuws aanbrengen als er nog waarde zit in het oude. Ik hou van zoeken naar waardevolle relicten. Wat daarin erg ingewikkeld is, is het inschatten van de dynamiek van een plek en hoe dat samenhangt met het ruimtelijk ontwerp. Plekken waarvan we denken dat ze statisch of ‘af’ zijn, kunnen toch een nieuwe rol in het stedelijk weefsel krijgen. Gebruik verandert. In mijn tijd in Parijs kwam ik vaak op Place des Vosges.
Men liep en wandelde onder de arcaden, over de paden en men zat op de bankjes in het stille midden. Het gebied tussen de paden, het gazon, de ‘pelouse’ was absoluut onaantastbaar (niet betreden), een ‘vide’ om de andere onderdelen te articuleren. Nu, in 2022 en na corona, is het gazon het centrum van bruisende ontmoeting en zijn de arcaden de verstilde plekken rondom. Maar of deze plek dit gebruik op deze manier aan blijft kunnen? Er staan bordjes over het ‘rustende gazon’ op gezette tijden, maar evengoed is het gazon door de enorme gebruiksdruk al op veel plekken verdwenen. Hoe dergelijke observaties in te zetten in een ontwerp of advies? Soms helpt het om dan te beginnen met schetsen. Ook een fijne fase trouwens.
Kun je ons iets meer vertellen over een project waar je nu aan werkt?
Op dit moment mag ik werken voor de gemeente Rotterdam aan een aantal projecten in Rotterdam in klein teamverband. Het zijn actuele opgaven met verduurzaming, vergroening en een veranderende mobiliteit. Een van de grootste opgave daarin is een masterplan voor de transitie van een kantorenterrein naar woon/werkomgeving, Masterplan Brainpark I. Een transformatieopgave. Het is een plan met een enorme ambitie, zowel programmatisch als ook ruimtelijk, gelegen op een strategische locatie. Het is een forse gebiedsontwikkeling die ook meerwaarde moet krijgen voor de bestaande stad. De vraag hoe het oude en het nieuwe verbonden gaan worden, staat aan het begin van het ontwerp. Verder gaat het thema ‘transformatie’ op voor bijna alle planonderdelen. We werken met een andere relatie met de auto, een andere relatie tot gebruik van de buitenruimte door voetgangers, met andere eisen aan de buitenruimte. Het resultaat wordt een andere genius loci. Ik ben blij met aandacht voor de rol van inrichting van de buitenruimte in de stad. Ons platteland, onze cultuurlandschappen, zijn de afgelopen decennia enorm veranderd, maar ook het stedelijk landschap heeft een indrukwekkende transformatie ondergaan. De verandering van onze steden is indrukwekkend.
Wat is jouw favoriete plek binnen de landschapsarchitectuur?
Wat een moeilijke vraag! Passend bij de transformatieopgaven denk ik dat er nog steeds geen beter voorbeeld is dan het Emscher Park in het Ruhrgebied. Een gebied met een enorme schaal waarin ruimtelijk ontwerp, gebaseerd op de geschiedenis van de plek, gezorgd heeft voor een blijvende maatschappelijke meerwaarde. Wij hebben daar op kleinere schaal in Nederland veel aan gehad. En dan bedoel ik met name het introduceren van de geschiedenis van de plek als dragende structuur en uitgangspunt van ontwerp. Ik bezoek het al een aantal jaar. Het project blijft verrassend levendig, aantrekkelijk en zichzelf vernieuwend. Maar als het over persoonlijke lievelingen gaat die dichter bij een weekendbesteding passen, dan kom ik op een andere plek uit. In algemene zin voel ik mij enorm aangetrokken tot de overgang land-water, en misschien meer specifiek de overgang zoet-zout. Mijn persoonlijke favoriet is een plek waarvan ik niet weet wie het ontworpen heeft, maar het is wel duidelijk ontworpen: de Mosselbanken in de Grevelingen. Twee kleine recreatie-eilandjes aangelegd op ondieptes in de Grevelingen na de afdamming in 1971. Schraal gras, landschappelijke (Zeeuwse) bosschages en steigers. Ze zijn van een verrukkelijke soberheid.