Vertaalslag data leidt tot betere gebiedsontwikkeling: perspectief hardloper legt knelpunten bloot - NVTL

Vertaalslag data leidt tot betere gebiedsontwikkeling: perspectief hardloper legt knelpunten bloot

Details

Publicatie in GroenSmart CityInfrastructuur door Jesse Kiel

di 2 november 2021

Stedelijke gebiedsontwikkeling is niet los te zien van data, stelt landschapsarchitect Mart Reiling. Het helpt planologen en stedenbouwkundigen aan beter onderbouwde beweegredenen achter ontwerpen voor de stedelijke leefomgeving. Met de juiste aanpak en vertaalslag maakt data opgaven inzichtelijker, zo blijkt uit praktijkvoorbeelden in Utrecht en Brussel. Daarin legde track-landscapes de beweging en beleving van hardlopers en fietsers bloot. ‘Het perspectief van de hardloper helpt vaak om knelpunten aan te stippen.’

Steden zijn enorm complexe systemen waarin verschillende processen invloed op elkaar uitoefenen. In het ontwerpen en herinrichten van de openbare ruimte kan data een belangrijke rol vervullen in het begrijpen van de behoeften en beweegredenen van bewoners en bezoekers van parken, pleinen en recreatieve voet- en fietspaden. Dit stelt landschapsarchitect Mart Reiling in een presentatie over ontwerpen met data tijdens de Data Week NL op donderdag 28 oktober in Den Bosch. Voor zowel steden als de planologen en stedenbouwkundigen die zij inschakelen, liggen kansen om de eindgebruiker van de openbare ruimte en groengebieden actief bij het proces te betrekken.

Activity trackers
Reiling startte vanuit die gedachte na zijnopleiding tot landschapsarchitect samen met toenmalig medestudent Thijs Dolders het bureau Track-Landscapes. In hun afstudeerproject volgden zij het perspectief van de hardloper en hoe die de openbare ruimte ervaarde. Deze methode van Track Landscapes, met de inzet van ‘activity trackers’, was nog relatief jong in de sector en sloeg vrijwel direct aan. Inmiddels wordt er steeds meer gebruik gemaakt van fietstelpunten en voorspellende modellen om zo knelpunten in het netwerk van straten en paden door de stad in kaart te brengen. Maar dergelijke data inzetten als basiskennis voor inrichtingsopgaven en gebiedsontwikkeling, en vervolgens gericht door vertalen naar ontwerpstrategieën, dat gebeurt nog weinig. Zonde, stelt Reiling, want de beweegredenen zijn juist zo belangrijk om goede landschappen en leefomgevingen te ontwerpen.

Reiling en Dolders zochten toegang tot data van verschillende beweeg-applicaties zoals Strava en Endomondo, waarvan deze data destijds openbaar en te verzamelen was. In totaal ging het om bijna één miljard activiteiten van fietsers en wandelaars wereldwijd. In hun onderzoek naar de beweging en beleving van mensen in steden en landschappen, ondervonden de twee landschapsarchitecten dat veel data haaks kan staan op de inrichting van de ruimte die voor hen bedoeld zijn. Vaak blijken routes langs drukke verkeersaders bijvoorbeeld vaker gebruikt te worden dan bewust bedachte routes in naastgelegen parken. Parken kunnen op hun beurt weer worden ontworpen in de hoop dat ze volop worden gebruikt, wat in de praktijk dan kan tegenvallen. Het ‘waarom’ erachter is voor gemeenten soms niet duidelijk.

‘De hardloper verbindt de belangen van de fietser, de voetvanger en groengebieden.’

Groene gebieden
In Utrecht keek Track Landscapes naar het gebruik van groene gebieden, waarbij de Gemeent en de Provincie zich afvroegen of zij aantrekkelijker gemaakt konden worden. Via de app Endomondo werd data van 100.000 recreatieve fietsritten verzameld. ‘Interessant was hoe een hele hoop routes langs wateren niet goed gevonden werden door fietsers. Als je keek naar de oorzaak, dan vond je dat veel paden plotseling ophielden of onverhard en drassig waren,’ legt Reiling uit. De inzichten van het architectenbureau leiden bij de gemeente tot een ambitie, al kan het nog wel even duren voor het onderzoek tot concrete veranderingen leidt. ‘Maar als data kan laten zien dat er structurele knelpunten zijn voor voetgangers of fietsers om te kunnen of willen bewegen, dan groeit ook het draagvlak onder bestuurders om die knelpunten aan te pakken,’ vertelt Reiling, ‘Met droge data blijft de discussie vaak hangen bij de vraag of die gegevens wel representatief zijn en wat ze waard zijn.’ Vertaal je die data door, vervolgt Reiling, dan gaat de discussie over de veranderingen die je op basis van de data-inzichten voorstelt. En dan verandert er iets, stelt de landschapsarchitect.

‘Voordevoetliggende routes’
Ook in Brussel was vraag naar een juiste data-aanpak in het ontwerpen van de stedelijke leefomgeving. Centraal stond de vraag: hoe ziet een hardloopvriendelijke stad eruit? Op een oproep in de grote Belgische kranten reageerden ruim 1.200 hardlopers die online een enquête invulden. In veertien thema’s werd de hoofdstad beoordeelt. Het leverde over de veertien thema’s gezamenlijk wel 2000 potentiële verbeteringen op, keurig digitaal gemarkeerd in kaart, uitgelegd door de hardlopers zelf.

Reiling: ‘Je zag al snel patronen zichtbaar worden op plekken waar de input van gebruikers clustert. Andersom geldt ook: geen input betekent niet dat een locatie geen zorgen kent.’ De enquête verzamelde veel negatieve feedback op het gebied van veiligheid, zoals in het bekende Jubelpark. ‘Daar is wel verlichting, maar de lantaarns staan te ver uit elkaar en het licht raakt onvoldoende de paden. Hardlopers voelden zich daar niet voldoende veilig in het donker.’ Door de gewonnen data uit de enquête te koppelen met gegevens van hardloop-applicaties, ontstond een duidelijk beeld van een de structurele problemen en Brussel pakte het op.

Naast verlichting, bleek ook de luchtkwaliteit van Brussel een obstakel voor de hardloper. Veel hardloopspots liggen in gebieden met ongezonde lucht. Bij diverse plekken en routes waren respondenten zich bewust van de slechte luchtkwaliteit waarna ze deze locaties ook vermeden, zo bleek uit de enquête. Desondanks blijven ze veel belopen, de hardloper ziet de de drukke verkeersroutes als ‘the lesser evil’ en de meest ‘voordevoetliggende’ looproute. Een erkende, doch pijnlijke constatering, gezien het feit dat Brussel de ‘continue verte’ als ambitie heeft. Het laten doorlopen van groengebieden biedt bewoners een fijnere route om te wandelen en fietsen, naast dat het de biodiversiteit ten goede komt. Wie de kaarten over elkaar legt, ziet dat veel van de continue verte routes weinig gebruikt worden door hardlopers. ‘De routes van de continue verte kronkelen teveel en missen stukken die rechtuit lopen’, legt Reiling uit, ‘De hardloper heeft behoefte aan routes die hij of zij intuïtief kunnen volgen, routes met continuïteit op de route die hij of zij neemt tussen de groene parken door.’ Track Landscapes ontwierp voor Brussel een tussenvariant die groene plekken aan elkaar verbindt, maar wel via logische en natuurlijke lijnen. De les van de hardloper drong tot Brussel door: luister bij het ontwerp van de stad naar de wensen van bewegende mensen, en verbind ambities van gezond verkeer, recreatie, verblijfskwaliteit én biodiversiteit.

Het perspectief van de hardloper
Ontwerpen vanuit het perspectief van de hardloper blijkt een logische benadering, voor wie kijkt naar de ontwikkelingen in Utrecht, Brussel en andere Europese steden. De afgelopen twintig jaar is een toename in hardlopers zichtbaar, in Nederland loopt ongeveer dertig procent met regelmaat hard. Reiling: ‘Het is een doelgroep waar amper onderzoek naar is gedaan. De hardloper verbindt de belangen van de fiets, de voetvanger en groengebieden.’ Het perspectief van de hardloper lijkt daarin een tegenhanger van denken vanuit de automobilist, het vervoer dat in veel toekomstige plannen van steden juist op zijn retour lijkt. Autovrije zones in stadscentra nemen toe in aantallen en omvang, de CO2-uitstoot en overlast hebben een houdbaarheidsdatum. ‘In de algemene zin dromen wij als Track Landscape van beweegruimte voor ongemotoriseerde bewegingen, die de afgelopen decennia in de knel zijn geraakt. De ervaringen van hardlopers en fietsers leggen die knelpunten bloot, je ziet hoe mensen vragen om omgevingskwaliteit en een prettige beleving. Vaak worden opgaves van fiets- en looproutes nog te verkeerskundig benaderd,’ aldus Reiling.

Hij begrijpt goed dat steden zijn pleidooi voor ontwerpen met data zouden willen overnemen, maar tegelijkertijd de vertaalslag ingewikkeld vinden: ‘Je verdrinkt er ook in, die hoeveelheden data. Des te meer gegevens je hebt, des te ingewikkelder het wordt en de focus op het oplossen van de problemen verslapt.’ Veel gemeenten maken inmiddels veel gebruik van fietstelpunten en voorspellende modellen, maar toepassingen blijven hangen bij het verzamelen van de data en het in kaart brengen ervan. Tot welk inzicht en begrip het precies leidt, en welk besluit je daarom beter had kunnen nemen, blijft vaak onduidelijk.

Mart Reiling hoopt dat bij overheden en in zijn eigen vakgebied meer aandacht voor de toepassing van data komt. Tegelijkertijd nuanceert hij ook dat het ‘in de kern gaat om een beter begrip van ruimtelijke voorkeuren en beweegredenen van de mensen die stad en landschap gebruiken. ‘Dat hoeft ‘in the end’ niet om kwantitatieve big data te gaan. ‘Soms kan één beleving van een respondent begrip geven aan een horde die veel bewoners ervaren.’ De landschapsarchitect herinnert zich daarbij nog een specifiek antwoord van het onderzoek voor Brussel. ‘Het zou goed zijn als in Brussel de hiërarchie van straten sterker wordt, met ook rustige buurtstraten met beperkte herrie, vervuiling en ongepaste snelheden.’, aldus een van de 1.200 Brusselaren. Reiling: ‘Als je dit soort kwalitatieve ingevingen kunt combineren met de grote overzichten die big data van je stad kan bieden, dan ontstaan waardevolle toepassingen.’